Tien melaatse mannen

Ismaël zit langs de weg. Hij heeft een nare huidziekte, hij is melaats. Hij mag niet te dicht bij anderen komen, want dan krijgen zij het ook. Nou ja, hij mag wel in de buurt komen van mensen die ook ziek zijn. Zo slapen ze met z'n tienen in een grot, net buiten het dorp. Ze zijn allemaal melaats. Overdag bedelen ze langs de weg. Af en toe krijgen ze wat eten toegeworpen door een voorbijganger.
Ismaël zit langs de weg. In de verte ziet hij een groep mensen aankomen. "Heb je die groep daar gezien? Ik hoop dat het rabbi Jezus is, met zijn leerlingen. Ze zeggen dat hij wonderen kan doen." De anderen turen in de verte. Ja, zij zien de groep ook.
Als de groep dichterbij komt, hoort Ismaël dat het inderdaad rabbi Jezus is die eraan komt. En als hij echt dichtbij is, begint Ismaël te roepen: "Rabbi Jezus, heb medelijden met ons. Maak ons beter. U kunt wonderen doen, toch?" Jezus stapt op Ismaël af, hij lijkt helemaal niet bang. Dan zegt hij: "Jullie moeten naar de priester in het dorp gaan. Dan kan hij vaststellen dat jullie genezen zijn." Ismaël en de andere negen mannen staan op. Ze lopen richting het dorp en voelen hoe hun huid beter wordt.

Als hij bij de priester is geweest, gaat Ismaël zingend en dansend terug naar Jezus: "Dank dank nu allen God, met hart en mond en handen, die grote dingen doet, hier en in alle landen!" Als hij Jezus ziet, valt hij op zijn knieën en dankt God. Jezus kijkt verbaasd. "Jullie waren toch met tien mannen? Waar zijn die anderen? Ach, laat ook maar. Jij komt terug om God te prijzen, terwijl je niet eens een Jood bent. Ga maar gauw naar huis, je geloof heeft je beter gemaakt."


Opzoeken in de Bijbel: Lucas 17:11-19
Liedje: Lied 704:1
(lengte verhaal: 304 woorden)

Suggestie voor een verwerking:
Voorbereiding: Leg een twisterspel klaar
Opdracht: Twister spelen, maar nu mag je elkaar niet aanraken, want besmettelijk.
Doel: Hoe is dat als je elkaar niet mag aanraken?