De opdracht van zijn leven

Hanna en Tamar zitten met hun voeten in het water. "Kijk, dat is Johannes de doper. Hij vertelt over het koninkrijk van God. De mensen laten zich dopen, om hun oude leven af te wassen. Ze beloven hun leven te beteren." Ze kijken naar Johannes. "Ik doop met water, na mij komt iemand die doopt met de Heilige Geest." Een jongeman stapt naar voren. Johannes kijkt hem lang aan. "Wil je dat ik jóu doop? Jij zou mij moeten dopen." Tamar stoot Hanna aan. "Dat is Jezus, hij heeft laatst voorgelezen in de synagoge." Johannes doopt Jezus. Dan landt er een duif op zijn schouder en ze horen: "Dit is mijn zoon. Ik hou zielsveel van hem." Ze zien hoe Jezus wegloopt, de woestijn in. Ze kijken, tot hij uit het zicht is verdwenen.

Jezus heeft het warm. Hij heeft een streepje schaduw gevonden, maar echt veel verkoeling biedt dat niet. Hij grijpt naar zijn waterzak, bijna leeg. Hij neemt een slokje, het water is lauw en heeft een vreemde bijsmaak gekregen. Dat is ook niet vreemd, na veertig dagen.
"Wat ligt daar, in de verte? Zijn dat broden, die daar zomaar liggen? Nee, natuurlijk niet. Het zijn stenen. Maar hé, als ik de zoon van God ben, dan kan ik van die stenen toch gewoon broden maken? O nee, zo mag ik niet denken. Een mens heeft toch meer nodig dan brood om van te leven?"
Jezus staat op, even zijn benen strekken. Hij beklimt een hoge berg. Daarboven geniet hij van de frisse wind die er waait. "Moet je eens kijken, de hele wereld ligt aan mijn voeten. Ik ben de zoon van God, dus dit alles is ook van mij. Nee, zo mag ik niet denken. God is de Heer van de hemel en de aarde."
Als Jezus weer afdaalt, komt het pad langs een diep ravijn. Hij kijkt naar beneden. "Oei, je zal er maar invallen. Ach, ik ben de zoon van God. Als ik erin val, zullen engelen mij wel opvangen. Nee, zo mag ik niet denken. God zal mij redden, maar dat hoef ik niet uit te testen." Voorzichtig loopt Jezus verder, gelukkig wordt het pad alweer breder en minder steil.
Een eindje verderop vindt Jezus een kleine oase, er groeien eetbare planten en er is een waterbron. "Ja, zie je wel," zegt Jezus tegen zichzelf, "God zorgt voor mij. Dat heb ik altijd geweten."


Opzoeken in de Bijbel: Matteüs 3:11-17 en 4:1-11
(lengte verhaal: 401 woorden)

Suggestie voor een verwerking:
Voorbereiding: Leg tien snoepjes op een bord midden op tafel.
Opdracht: Vertel dat de snoepjes nodig zijn voor het verhaal. Nu moet je ineens nog iets pakken, of naar het toilet bijvoorbeeld, je laat de kinderen dus alleen met de snoepjes. Je hebt de kinderen wel behoorlijk in verzoeking gebracht nu. Deel de snoepjes met elkaar en ga in gesprek over hoe het voelde. Wat heeft ze ervan weerhouden er eentje te nemen, of waardoor dachten ze dat ze er wel eentje konden pakken? Bid samen het 'Onze Vader' in woorden en gebaren (zie filmpje). Het gebaar bij 'leid ons niet in verzoeking' is erg veelzeggend.
Doel: Ontdekken wat verzoeking is. We gebruiken het woord niet meer dagelijks, maar in het 'Onze Vader' nog altijd.
Meer info: filmpje