Jona

"Jona, luister..." Verbaasd kijkt Jona op, wie praat er? "Jona, Ik Ben Die Zal Zijn." Is dit serieus God, die tegen hém praat? Hij is niet bepaald de meest gelovige... "Je moet naar Ninevé gaan." Jona vindt het raar dat God hem heeft uitgekozen. Hij staat toch maar op en vertrekt.
Bij de haven spreekt hij een schipper aan: "Beste man, waar vaart u heen?" "Tarsis, daarna..." "...dat is prima. Mag ik meevaren?" "Heb je centen? Dan is er plek."
Het schip is uitgevaren en Jona is aan boord. Ze zijn op volle zee. Dan breekt de hel los. Metershoge golven gooien het schip omhoog. Met een harde klap landt het weer op een nieuwe golf. De storm giert om de masten. De matrozen glijden over het dek, om de bevelen van de schipper uit te voeren. Ze hebben de zeilen laten zakken. Dat blijkt niet voldoende. Ze gooien de kostbare lading overboord. Ook dat helpt niet. Daarom bidden de matrozen nu. Ze bidden allemaal tot hun eigen god. De schipper weet zich geen raad meer. Zo'n storm als deze heeft hij nog nooit meegemaakt.
Jona komt, met de slaap nog in z'n ogen, kijken wat er aan de hand is. Als hij het verhaal van de schipper heeft aangehoord, zegt hij: "Ik denk dat het mijn schuld is. Ik moet van God naar Ninevé..." "Zeg, heb jij je topo nooit geleerd?" "Jawel, daarom wilde ik zo graag mee naar Tarsis. Hoe verder van Ninevé, hoe beter dacht ik. Maar God denkt er duidelijk anders over. Gooi mij maar overboord, dan red ik tenminste jullie levens nog." De mannen vinden dat wel wat ver gaan, ze twijfelen. Als ze de mast horen kraken, doen ze het toch. Jona probeert zijn mond dicht te houden. Hij probeert te zwemmen. Hij voelt dat hij zinkt. Snel stuurt hij nog een schietgebedje met 'sorry' richting God. Dan wordt alles zwart om hem heen.

Een tijdje later wordt Jona wakker. Zijn wereld schommelt heen en weer. Het stinkt naar vis. 'Dit kan de hemel niet zijn?' Er komt een stroom zout water naar binnen. Er zwemmen kleine visjes in. Langzaam stroomt het water weer weg. De visjes blijven over. Dan begrijpt Jona het: 'ik ben niet dood. Ik zit in een walvismaag!'
Jona besluit het erop te wagen met zijn God. Hij vouwt zijn handen en begint te bidden.


Opzoeken in de Bijbel: Jona 1:1 tot 2:2
(lengte verhaal: 395 woorden)

Suggestie voor een verwerking:
Voorbereiding: Verzamel kussen en doeken om een hut te kunen maken.
Opdracht: Maak onder de tafel een hut met kussens en doeken, alsof je in de buik van een walvis zit. (vooral beetje krap maken dus) Als Jona merkt dat hij niet dood is besluit hij te bidden. Bedenk samen wat jullie zouden bidden als je zo diep gezonken bent.
Doel: Visualisatie van het verhaal
Meer info: En in de website van KoBuS kun je een spelletje bij dit verhaal vinden.