Leefregels

Het Joodse volk is onderweg naar het beloofde land. Ze trekken door de woestijn en slapen in tenten.
Op een avond is Levi bezig zijn tent op te zetten. Hij hoort geschreeuw verderop en gaat er gauw heen. Voor je het weet, wordt geschreeuw een vechtpartij. Levi is aangesteld als leider, om dat soort dingen te voorkomen.
Hij ziet maaiende vuisten. 'Zie je wel,' denkt Levi, 'daar ga je al!' Hij roept: "Ho nou toch, wat is er aan de hand?"
"Ik had mijn spullen hier neergelegd, maar ik moest even helpen verderop. Kom ik terug, heeft Ben, die linkmiegel, mijn spullen opgeschoven en zijn eigen tent hier neergezet!" "Ach onzin, jouw spullen liggen al die tijd al waar ze liggen!" "O ja? Je liegt dat je barst..." "...Wil je vechten d'r om?" Ben stapt dreigend naar voren. "Ho nou toch!" roept Levi weer. Hij maant de twee tot kalmte. Uiteindelijk helpen ze met z'n allen, om de tent op te zetten. De tent staat en Levi veegt het zweet van zijn voorhoofd. Dan komt kleine Juda hem halen. Hij schreeuwt buiten adem: "Gauw, daar verderop is het goed mis!" Levi zucht en gaat achter Juda aan. 'Wat kan er nu weer aan de hand zijn? Spullen gejat van de buren? Gezoend met de vrouw van een ander?'

Door de geluiden weet Levi dat hij nu wel in de buurt moet komen. 'Maar, dit klinkt eerder als een feest? Waarom moet ik komen?' Als hij nog wat dichterbij komt, kan Levi zien wat er gebeurt: mensen dansen om een gouden beeld en knielen ervoor! "Wat heeft dit te betekenen?" vraagt hij met luide stem. Eén van de mannen komt naar voren en zegt: "Ach jullie altijd met die God van Abraham, die God met z'n beloofde land. Wij geloven d'r niet meer in..." Levi begrijpt er niets van. "Zeg nou zelf," hervat de man, "in Egypte hadden we elke dag te eten, dat moeten we nu maar afwachten. We zijn eindeloos op pad, met een belofte. Wij hebben behoefte aan een god als een sterke stier, vol levenslust. Een god waardevol als goud. Een god die je kunt zien en aanraken!" Levi is woedend, dit kan toch niet waar zijn? "Pas net heeft Mozes ons tien leefregels gegeven! Tien maar, je kunt ze op je vingers natellen. Maar zelfs dát is te moeilijk?!"


Opzoeken in de Bijbel: Exodus 20:1-17
(lengte verhaal: 393 woorden)

Suggestie voor een verwerking:
Voorbereiding: Leg knutselmateriaal klaar
Opdracht: Bedenk met elkaar een paar leefregels. Bijvoorbeeld: 'wij praten niet door elkaar.' Of: 'wij zijn aardig voor elkaar' Kijk daarna of het woordje niet of geen in een regel zit. Probeer de regel 'andersom' te formuleren: 'Wij wachten tot een ander is uitgesproken.' 'Wij maken geen ruzie.' Bespreek vervolgens welke regels de kinderen handiger vinden. Schrijf die op een groot vel en hang het op.
Doel: Nadenken over leefregels
Meer info: En in de website van KoBuS kun je een spelletje bij dit verhaal vinden.