Abraham

"Abraham, Abraham, pak je spullen bij elkaar. Je moet op reis gaan naar een nieuw land." Abraham doet zijn ogen open en gaat rechtop zitten, droomde hij? Of was het echt? "Wat is er, Appie, had je een nare droom?" vraagt Sarah lief. "Nou geen nare droom, ik weet niet eens zeker of het een droom was." Nu komt Sarah een beetje overeind: "Wat liefste?" "God heeft me geroepen..." "Tuurlijk schat, droom maar lekker verder." Sarah gaat weer liggen.
De volgende ochtend weet Abraham het zeker, dit was geen droom. Hij pakt zijn spullen bij elkaar en die van Sarah ook. Sarah vindt het maar vreemd, maar haar man in de steek laten, dat zal ze nooit doen. Zo gaan ze samen op pad.

Ze zijn nog altijd op reis. "Waarheen eigenlijk Appie?" vraagt Sarah bijna elke dag. En steeds antwoordt Abraham: "Naar het land dat God mij zal tonen." Daar moet ze het dan maar mee doen. Niet dat ze het slecht hebben, hoor. Ze hebben schapen en geiten. Elke dag genoeg te eten. Ze hebben ook knechten en een slavin. Maar één ding hebben ze niet...
Abraham en Sarah hebben geen kinderen. En Sarah is al zo oud, dat ze wel weten dat er ook geen kinderen meer komen. Niet van Sarah tenminste. Als Abraham met Hagar, de slavin van Sarah, slaapt wordt zij wel zwanger. Zij krijgt een zoontje, ze noemen hem Ismaël.
Op een avond, het is al laat ziet Abraham Sarah zitten. Ze zit tegen een boom geleund en ze huilt. "Och Saartje, waarom ben je zo verdrietig?" "Ik weet wel, dat volgens onze wetten Ismaël mijn zoon is, maar hij is niet uit mij geboren." "Ik weet het, Saartje. Het spijt me dat ik jou geen zoon heb kunnen schenken." Ze vallen elkaar in de armen en huilen samen. Dan hoort Abraham die stem weer, die stem van lang geleden. "Kijk eens naar de sterren. Kun jij ze tellen? Zo veel kinderen zul je krijgen."
"Wat is er, Appie, hoor je een wild dier?" vraagt Sarah angstig. "Nou nee, ik hoorde die stem weer." Sarah wil er alles van weten. Als Abraham vertelt over de belofte van veel kinderen, moet ze er hartelijk om lachen. Maar Abraham kijkt zo serieus dat ze toch stil wordt. Samen kijken ze naar de sterren.
Een tijdje later is Sarah zwanger, ze krijgen een zoontje en noemen hem Isaak.


Opzoeken in de Bijbel: Genesis 12:1-5 en 15:1-6 en 16:15-16 en 18:9-15
(lengte verhaal: 401 woorden)

Suggestie voor een verwerking:
Opdracht: speel het spelletje 'Ik ga op reis en ik neem mee...'
Doel: Visualisatie van het verhaal
Meer info: En in de website van KoBuS kun je een spelletje bij dit verhaal vinden.