Het paradijs

In het begin groeide er een boom in het midden van de tuin. De boom van kennis van goed en kwaad.
Eva ligt onder die boom. Ze kijkt door de takken naar de strakblauwe lucht. Terwijl ze daar ligt te dagdromen, valt haar oog op een vrucht.
'Die ziet er wel bijzonder lekker uit zeg.'
'Maar ik ga hem niet proeven.'
'Ik denk wel dat die nog lekkerder moet zijn dan de andere vruchten in de tuin. Zou iemand het merken als...'
'Nee we hebben het God beloofd!'
'Eén hapje, dat kan toch geen kwaad?'
Eva staat op en kijkt nog eens goed, de vrucht ziet er verrukkelijk uit.
'Waarom heeft God die vrucht zo mooi en sappig aan deze boom laten groeien als we er niet van mogen eten? Hij ziet er totaal niet giftig uit, zouden we werkelijk sterven van één hapje? Nee, vast niet...'
'Kijk eens om je heen. In alle andere bomen, groeit toch zat lekkers!'
'Maar dit is de boom van kennis van goed en kwaad. Als je daar de vruchten van eet, zou je dan niet gewoon weten van goed en kwaad? Net als God...'
Eva strekt zich uit en plukt de vrucht. Dan zet ze haar tanden erin. "Hmm, echt de lekkerste vrucht ooit!" roept ze uit, ze rent naar Adam en laat hem proeven. "Zó lekker, van welke boom? Die hebben we nooit gehad?" zegt Adam verbaasd. Eva wordt een beetje rood en mompelt: "Van die boom daar." Als Adam ziet naar welke boom ze wijst, schrikt hij zich een hoedje. Als hij weer naar Eva kijkt, worden zijn ogen groot. "Adam, wat is er? Je kijkt alsof ik ineens een slang ben of zo?" "N-n-nee," stottert Adam, "m-m-maar j-j-je bent wel z-zo naakt als een s-s-s-slang." En dan ziet Eva het ook, snel plukt ze een paar grote bladeren voor zichzelf en voor Adam. "Bedek je hier maar mee."

Ze voelen een frisse wind door de tuin waaien. "Snel, verstop je in die struik, " fluistert Adam en zelf kruipt hij in een andere struik weg. Dan komt God langs, hij zegt: "Waar ben je Adam?"
"Ik heb me verstopt, omdat ik zo naakt ben."
God begrijpt dat ze van de boom in het midden hebben gegeten. Hij vindt het niet nodig dat ze sterven, maar met hun luie leventje is het wel gedaan...


Opzoeken in de Bijbel: Genesis 2:5 tot 3:24
(lengte verhaal: 393 woorden)

Suggestie voor een verwerking:
Voorbereiding: Zet een schaal met koekjes op tafel.
Opdracht: Verdeel de kinderen over twee groepen, de engeltjes en de bengeltjes. Op tafel staan de koekjes voor na de dienst, jij lust er wel eentje maar dat hoort natuurlijk niet. De engeltjes zeggen dingen om je ervan te weerhouden en de bengeltjes moedigen je aan om er gewoon één of een paar te nemen. Keer na een tijdje de rollen om.
Doel: Ontdekken dat iedereen een engeltje en een bengeltje in zich heeft.